"Ik hoop dat ook donkere jongeren hulp durven zoeken" | Thomas (22)
In de zwarte gemeenschap heerst nog een taboe rond psychische problemen en psychologische zorg. Thomas (22) getuigt. “Toen ik opgroeide, zag ik niemand die op mij leek en over zijn problemen durfde te spreken.”
“Ik heet Thomas, ik ben 22. Ik zit in mijn master pedagogische wetenschappen, in de afstudeerrichting orthopedagogiek, en ben voorzitter van de studentenvereniging AIESEC Gent.
Ik heb Barbadiaanse roots aan vaderskant en Belgische aan moederskant. Ik krijg vaak de vraag of ik meer zwart dan blank ben, of meer blank dan zwart. Zelf voel ik me eerder staatloos, alsof ik nergens bij hoor. In de kerk was ik de enige die niet donker was, maar op familiefeesten waren mijn twee broers en ik de enigen die niet blank waren.
Ik gedroeg me daarom zoals ik dacht dat zwarte mensen en buitenlanders zich moesten gedragen, door de ‘gangster’ uit te hangen, op jonge leeftijd te roken en te drinken. Nu ben ik heel tevreden over waar ik sta: ik ben zowel Belgisch als Barbadiaans, zowel blank als zwart. Ik ben gewoon métis.
In totaal ben ik acht keer verhuisd en heb ik op negen scholen gezeten, zowel in België als in de Verenigde Staten. Dat zorgde ervoor dat ik als kind geen langdurige vriendschapsrelaties kon opbouwen, terwijl ik dat toen net het meest nodig had. Want mijn jeugd verliep moeizaam.”
Toen ik tien was, ontstond er een breuk tussen mijn vader en mij. Daarvoor was hij vaak afwezig. We zijn op mijn zevende naar België gekomen. Hij is hier pas komen wonen toen ik negen was. We konden het echt niet met elkaar vinden. Hij was zowel psychologisch als fysiek agressief tegen mij. Er was een dag waarop hij mij in de auto tot bloedens toe sloeg, waar de andere gezinsleden bij waren. Op andere dagen verwaarloosde hij me lichamelijk, liet me soms een dag zonder eten.
Maar dat was niets vergeleken met het psychisch geweld. Hij liet me keer op keer voelen alsof ik geen deel uitmaakte van het gezin, ging vaak met de rest zonder mij weg. Hij maakte me belachelijk waar mijn broertjes bij waren. Hij herhaalde dat ik nooit iets zou bereiken, dat ik in de gevangenis zou belanden. Ooit keek hij mij dood in de ogen, en zei hij: ‘Ik hou niet van jou. Echt niet. Als jouw mama hier niet was, vloog je gewoon buiten.’
Het ging toen echt niet goed met mij. Op school had ik van het vijfde leerjaar tot het zesde middelbaar iedere dag een nota in mijn agenda. Maar mijn leerkrachten hebben mij nooit gevraagd wat er met mij scheelde, ze straften mij alleen maar. Ik kon met niemand over mijn situatie praten. Ik begon dan nog meer te drinken, te roken en te stelen.
Ik kon met niemand over mijn situatie praten. Ik begon dan nog meer te drinken, te roken en te stelen.
Thomas (22)
In die jaren werd ik gediagnosticeerd met ADHD en een lichte vorm van autisme. Mijn vader geloofde het natuurlijk niet, hij zei dat ik me gewoon aanstelde. Zelf vond ik het heel moeilijk om om te gaan met mijn identiteitscrisis, mijn situatie thuis, en de diagnose die daarbovenop kwam. Ik dacht van mijn tiende tot mijn zestiende dan ook constant aan de dood. Ik zocht snelle en efficiënte manieren waarop ik mijn leven kon beëindigen.
Elke dag beleefde ik als mijn laatste. Ik was de gekste, de tofste met mijn vrienden. Zij dachten dat ik gewoon een clown was, maar het was omdat het mij eigenlijk niets kon schelen als er iets met mij zou gebeuren.
De enige plaats waar ik enige vrede had, was mijn kamer. Het was mijn eiland. Daar heb ik ook veel tijd doorgebracht. Ik voelde me heel erg eenzaam, en zwaar depressief. Vaak ging ik op hoge gebouwen of balustrades staan om daar te balanceren. Maar ik ben nooit gesprongen. Ik had gewoon zo veel angst, zo veel pijn.
Ik huilde soms uren aan een stuk zonder reden. Er waren dagen waarop ik vreetbuien had, en andere waarop ik mezelf liet verhongeren. Er was niemand om mij te helpen. Mijn moeder steunde me thuis wel, haar ben ik ontzettend dankbaar. Maar omdat we zo vaak verhuisden, had ik amper echte vrienden tot ik veertien was.
Vaak ging ik op hoge gebouwen of balustrades staan om daar te balanceren. Maar ik ben nooit gesprongen.
Thomas (22)
Op internaat had ik voor het eerst een echte vriendin. Ze besloten thuis dat ik daar naartoe moest toen ik dertien was, omdat ik thuis toch alleen maar problemen veroorzaakte. Mijn vader dacht waarschijnlijk dat ik het zou haten. Maar het was eigenlijk een lichtpunt in mijn leven: ik was weg van de negatieve sfeer die bij mij thuis heerste. En doordat ik die vriendin had, had ik een tweede reden om te blijven leven, naast mijn mama.
Ik wilde wel veranderen, maar het was moeilijk om uit mijn oude gewoontes te stappen.
Thomas (22)
Ik wist toen echt niet wie ik was. Ik voelde me middelmatig door alles wat mijn vader mij vertelde. Ik ging van vriendengroep naar vriendengroep. Ik maakte ook zowat overal racisme mee. Op school bijvoorbeeld of tijdens voetbalmatchen, waar ze soms ‘vuile neger’ naar mij riepen.
Op de kinderopvang werd ik ‘kakahoofd’ genoemd, maar ik werd nooit expliciet gepest omwille van mijn huidskleur. Nu merk ik nog elke dag dat mensen zich anders gedragen tegenover mij. Mensen die hun handtas goed vastpakken als ze me zien aankomen, of die plots basaal tegen je beginnen praten omdat je hun taal niet spreekt. Maar op den duur word je dat gewoon, en ga je gewoon verder met je leven.
Op mijn zestien verhuisden we naar Geraardsbergen. Ik dacht dat dat de kans was om een nieuwe start te nemen, maar ik was alles beu. Ik stelde het niet goed, ik was magerder dan ooit en mijn punten waren rotslecht. Ik wilde echt veranderen, maar het was niet gemakkelijk om uit mijn oude gewoontes te stappen.
Ergens in het midden van het jaar had ik een eerste vriend op school. Zijn vader was pastoor van de Protestante kerk en hij vertelde me erover. Ik begon de Bijbel te lezen en te geloven, en plots klopte alles in mijn leven gewoon. Ik ging mee naar de kerk, waar er een Afrikaanse gemeenschap was die mij aanvaardde zoals ik was. Ik was een van hen, ik hoorde er echt bij. Het was de eerste keer dat ik het gevoel had dat ik gesteund werd.
Wanneer ik vroeger aan mijn vrienden vroeg of ik bij hen mocht blijven slapen als mijn vader mij buiten smeet, lachten ze gewoon. Ze namen het nooit serieus. Dus ben ik gewoon gestopt met erover te praten. Maar in de kerk bloeide ik open, en stapte ik weg van dat destructief gedrag. Ik had mijn eigen kracht gevonden en investeerde bijna al mijn tijd in de kerk. Ik kon eindelijk voor mezelf opkomen tegen mijn vader.
Psychische klachten zijn een probleem van blanken, werd mij in de kerk gezegd.
Thomas (22)
Omdat ik voor mezelf opkwam, werd hij minder agressief. Net in die periode bleek dat hij ontrouw was, waardoor hij en mijn moeder gingen scheiden. Mijn vader probeerde zo veel mogelijk uit de scheiding te halen. Toen dat niet lukte en hij aan mijn moeder moest betalen, vluchtte hij weg naar Tsjechië.
Dat was echt een dieptepunt. Mijn moeder moest plots alle schulden betalen, mijn broertjes waren net hun vader kwijtgeraakt. Ik zag zo veel woede en verdriet in hen, en dat deed mij zo veel pijn. Toen ik er in de kerk over sprak, vertelden ze me dat ze voor mij zouden bidden. Het hielp heel even op het moment zelf.
Maar als ik er verder over praatte, vroegen ze me waarom ik die dingen bleef zeggen. ‘Psychologen zijn nutteloos, en psychische klachten zijn een probleem van blanken.’ Ik moest dankbaar zijn voor wat ik had. Omdat ik mij nog steeds slecht voelde, begon ik mij schuldig te voelen. Daardoor voelde ik mij alleen maar slechter. Alles begon opnieuw, terwijl ik het net voor het eerst in mijn leven écht goed had.
Thuis werd er helemaal niet over de situatie gepraat. Mijn depressieve klachten werden erger. Ik wist niet wat te doen, ik wist niet waar ik terecht kon met mijn problemen. Maar dankzij een onderzoek aan mijn universiteit kon ik voor het eerst naar een psycholoog, aan een goedkoper tarief – anders had ik het nooit kunnen betalen. Zij deed me beseffen dat ik voor mezelf moest zorgen, zij hielp me mezelf helpen. Ik aanvaardde dat ik meer nodig had dan alleen de kerk.
Ik weet nu dat ik niet zwak of egoïstisch ben wanneer het niet goed met me gaat.
Thomas (22)
Ik heb moeten aanvaarden dat ik traumatische dingen heb beleefd, omdat ik dat vroeger nooit zo beschouwde. Dat ik nog moet helen en dat het dus normaal is dat ik nu nog slechte dagen heb. Ik weet nu dat ik niet zwak of egoïstisch ben wanneer het niet goed met me gaat en ik me dan even afsluit. Alleen wanneer ik voor mezelf zorg, zal ik goed voor anderen kunnen zorgen. En dat lukt nu ook: ik ben goed omringd door mijn vrienden en mijn lief. Ik heb een balans kunnen vinden tussen mijn druk leven, mijn studies en zelfzorg.
Toen ik opgroeide, zag ik geen persoon die op mij leek en over die dingen durfde te spreken. Ik hoop dat het nu anders kan, en dat andere donkere jongeren ook hulp zullen zoeken om beter te worden.”
FOTO'S: Mathias Destrebecq TEKST: Sabrine Ingabire