“Niemand verdient het om te moeten vluchten van zijn thuisland” | Zubaidah (18)
Ik was 8 jaar toen ik naar België kwam. Wij vertrokken uit Irak omdat ons huis verschillende keren werd gebombardeerd. Mijn vader had een hoge functie in Irak. Ik had op dat moment al twee broers en mijn mama was zwanger.
Terroristen zaten achter de bombardementen. Ze vroegen aardolie of gas aan mijn vader. Toen mijn vader weigerde, vroegen ze hem om geld. Mijn papa was bijna al zijn geld kwijt. Toen nog andere mensen hem om geld vroegen, kon mijn papa dat niet meer betalen. Uit wraak hebben die mensen een bom aan onze voordeur gelegd. Wij waren niet thuis. Toen we aankwamen, zagen we dat de voordeur kapot was.
Eén keer geraakte mijn jongste broer zwaargewond. Heel zijn rug zat vol met stukken metaal en hij had een grote schaafwonde aan zijn arm. In het ziekenhuis bleek dat zijn verwonderingen nog erger waren. Mijn broertje wist niet wat er gebeurde. De explosies zorgden ervoor dat mijn mama alleen maar gepiep kon horen.
Tussenstop in Turkije
Niemand van onze buren wilde ons helpen. Ze waren bang voor de terroristen die dit hadden gedaan. We woonden in een beveiligde stad waar alleen maar architecten woonden met geld. Na alle gebeurtenissen moesten we verhuizen naar Bagdad. Dat is de hoofdstad van Irak. Mijn vader was al eerder vertrokken, maar wij hebben nooit meer iets van hem gehoord.
Wij zijn een paar keer verhuisd. Eerst gingen we naar Turkije. Daar trouwde mama met iemand anders. Haar nieuwe man ondersteunde mijn mama bij het opvoeden van de vier kinderen in het gezin. We legden nog een hele weg af naar onze uiteindelijke bestemming: België.
De eerste momenten in België waren moeilijk. Niemand geloofde ons verhaal. Nochtans moest mijn broer nog vaak geopereerd worden voor zijn verwondingen. We hebben meerdere keren moeten vragen om hier te kunnen blijven wonen.
“Plots kregen we een brief waarin stond dat wij terug moesten naar Irak”
Zubaidah Al-Husseini
Al die tijd moesten we in een centrum wonen. We hadden maar één kamer die we moesten delen met nog twee andere gezinnen. De volwassenen moesten rondkomen met 7 euro per week. De kinderen met 4 euro.
Na drie jaar wachten kregen we toestemming om hier te blijven en kregen we een sociale woning.
Vertrekken, blijven, toch vertrekken
Na één jaar kregen we plots een brief om te zeggen dat we hier niet meer konden wonen en dat we terug moesten naar Irak. We hadden onze hele terugreis al gepland, maar dan kregen we gelukkig een nieuwe brief met de toestemming om toch hier te blijven. Wij konden uiteindelijk in België blijven omdat wij al verschillende jaren hier wonen en mijn broers en zussen en ik hier al lang naar school gaan.
Maar dan hadden we opnieuw tegenslag en dreigden we weer het land uitgezet te worden. We keerden terug naar een vluchtelingencentrum in Staden. Ik ging toen naar school in Izegem. Uiteindelijk mochten we toch blijven. We vonden een huis in de buurt van Izegem, zodat ik naar dezelfde school kon blijven gaan.
Dit alles gebeurde allemaal 10 jaar geleden, maar het lijkt alsof het gisteren was. De oorlog in Oekraïne doet mij denken aan mijn eigen vluchtelingenverhaal. Mijn verhaal, en dat van miljoenen andere oorlogsvluchtelingen, moeten we blijven vertellen.
Niemand verdient het om op deze manier zijn thuis te moeten ontvluchten en alles te moeten achterlaten.
© StampMedia / Sarah Marrou